Van Delhi naar de Nepalese grens bij Mahendranagar is 330 km en dat zou ik in een dag kunnen rijden. Maar 330 km in India rijden is en blijft een zware klus. Het wordt weer een dag waarin ik mijn uiterste best moet doen om de vele autowrakken, koeien, fietsers, kooplui en vrachtwagens te ontwijken. Maar Nepal lonkt.
Deel 1: Van Goldwing naar XT500
Onderweg naar Nepal
India, you love it or you hate it. Dat is wel een beetje zoals het is in het land waar Ghandi ooit voor meer gelijkheid zorgde, of dit in ieder geval probeerde.
Als we het over het verkeer in India hebben blijkt die gelijkheid in ieder geval niet. In het verkeer geldt vooral het recht van de grootste en sterkste.
Vrachtwagens duwen je gewoon aan de kant en dreigen over je heen te rijden als je niet opzij gaat. Een programma als blik op de weg of wegmisbruikers zou hier heel wat “moois” kunnen vastleggen.
Onderweg worstel ik met protesterende ingewanden en een linker voetsteun die los zit omdat het schroefdraad dol is, reizen is niet altijd zo relaxt als je zou willen.
De route van New Delhi naar Nepal, 340 zware kilometers op de Nepal map.
Een smoezelig hotel
Vanwege de afstand ben ik toch nog verplicht om onderweg ergens te overnachten in een smoezelig hotelletje maar de dag erna heb ik nog maar een kilometer of 80 af te leggen en dat moet lukken.
Uiteindelijk bereik ik om een uur of 4 in de middag de grens met Nepal. Ik heb expres gekozen voor de grens bij Mahendranager wat helemaal in het westen van Nepal ligt.
Vanuit deze plaats kan ik Nepal in de lengte richting doorkruisen waardoor ik het meeste van het land zie. Nepal is namelijk niet alleen het land van bergen maar ook van Jungle. En die jungle wil ik gaan verkennen.
De grens formaliteiten nemen ongeveer een uur in beslag en na een aantal kronkelige onduidelijke weggetjes kom ik op een smalle asfaltweg. Het meest opvallende is dat er nauwelijks gemotoriseerd verkeer is maar wel fietsers.
Nieuwsgierige kinderen tijdens een stop in Nepal
Geen zwaar verkeer in Nepal
Het eerste wat opvalt is het ontbreken van zwaar verkeer. In plaats van stinkende vrachtwagens zie ik alleen maar een enkele fietser en wat voetgangers waaronder opvallend veel kinderen.
Ik rij niet harder dan 60 kilometer per uur vanwege de vele voetgangers en fietsers die zich op de weg bevinden. Zodra ik weg ben uit het schaars bewoonde grensgebied wordt het steeds stiller op de weg.
In plaats van kinderen zie ik nu steeds meer aapjes langs de weg, die nieuwsgierig dichterbij komen als je langs de kant van de weg ga zitten. Ik lok ze met wat bananen maar erg dichtbij komen ze niet.
In dit deel van Nepal rij ik voornamelijk door jungle achtig gebied. De eerste dag in Nepal is genieten voor mij, de schitterende natuur, de rust en schone lucht.
Het feit dat de mensen je met rust laten als je ergens stopt maken het reizen weer tot een feest. En geloof me er zijn genoeg mensen in de jungle van Nepal.
Dal Bath en geen vlees
Zo nu en dan kom ik een dorpje tegen of een eettent waar ik mij dan tegoed doe aan de traditionele Dal Bath. Dal Bath bestaat uit kleine pannenkoekjes met een soort linzen en rijst of aardappels.
Vlees is in dit deel van Nepal nauwelijks te vinden omdat de meeste Nepalezen vegetariërs blijken te zijn. Aangezien ik niet altijd behoefte heb aan vlees vindt ik de Dal Bath prima te eten en het kost ook bijna niets.
De eerste nacht verblijf ik in een pension in een klein dorpje en eet een heerlijke maaltijd op het dak van het pension.
Als ik zeg dat ik mij wil wassen krijg ik een emmer heet en een emmer koud water met een houten pollepel.
Het binnenterrein van hotel Elephantcamp
Een schare kinderen zodra ik stop
’s Avonds drink ik een biertje in de lokale kroeg en slenter een beetje door het dorp. De hele volgende dag rij ik met een gangentje van 60 70 over de bijna lege 2 baansweg door het schitterende Nepal.
Zodra ik ergens stop om even te rusten of om wat te eten staat er een schare kinderen om mij heen. De kinderen komen waarschijnlijk uit een nabij gelegen dorp en staan nieuwsgierig naar mij te kijken.
Op een veilige afstand dat wel want ik blijf een enge vreemdeling natuurlijk.
Zodra ik mij omdraai om een sinaasappel te delen met mijn publiek stuiven ze allemaal giechelend een eind verder naar achteren. Ik maak er maar een spelletje van en de pret kan dan ook niet op.
Hotel Elephantcamp
Tegen de middag van de 2e dag veranderd het brokkelige strookje asfalt in een heuse strakke tweebaansweg.
Als ik tegen de avond weer opzoek ga naar een overnachtingsplek zie ik een bordje langs de kant van de weg met daarop de tekst Hotel Elephantcamp.
Ik sla rechts een grindpad in en volg het pad dat uitkomt bij een klein stukje land met een aantal lemen hutten erop.
Boven de ingang hangt een houten bord met daarop dezelfde tekst als op het bord langs de weg. “Welkom in hotel Elephantcamp” zegt een klein mager mannetje dat gelijk op mij af komt lopen.
B in zijn keuken
Lemen hutten op een klein stukje land
Het hotel is niets meer dan een stukje land met wat lemen hutten en een grote van takken gemaakte parasol in het midden. Er is een kleine zeer primitieve keuken waar gekookt wordt op een houtvuur.
Het “Hotel” ligt buiten alle toeristen centra’s in de prachtige natuur van Nepal en oogt daarom aantrekkelijk. Ik besluit hier een paar dagen te blijven en wat in de omgeving te gaan wandelen.
Als ik aangeef dat ik een paar dagen wil blijven kijkt mijn gastheer zeer verheugd en stelt zich voor.
Hij heeft een onuitspreekbare lange naam die begint met een B “you can call me B because you will never remember that name”